27
Even later haalde haar vader een oor uit de grijze brij naar boven en hij
trok met geoefende vingers de haren uit het oor.
Intussen zat Mia zich voortdurend af te vragen wat haar vader nu toch aan
het maken was, daarom vroeg ze: "Pa wat bent u nu aan het maken?"
"O...!" zei haar vader. "Dat wordt zure zult. Eerst ga ik straks alles door
de gehaktmolen draaien en dan doe ik er wat kruiden en azijn bij. Daarna
roer ik alles goed doorelkaar en dan wordt het in de schaaltjes
gedaan."
Toen Mia dat hoorde, viel ze bijna van schrik van haar stoel af, want
opeens dacht ze:
"Een varken poetst zijn tanden toch nooit? Zit vaak met zijn neus in de
modder en heeft altijd een vieze snuit. Als hij verkouden is kan hij z'n
neus niet snuiten en zijn oren worden ook nooit gewassen. Bovendien zal
zo'n varken toch ook weleens oorsmeer in z'n oren hebben gehad? Mensen
hebben dat tenslotte soms ook."
Zo griezelde ze nog even verder. Ze rilde bij de gedachte dat ze ooit zure
zult zo lekker had gevonden.
|
28
Haar vader zag haar een vies gezicht trekken en zei: "Stel je niet zo
aan, er is niets vies aan zure zult. Mijn 'zure zult' is een
delicatesse...!" Ze kon zien dat hij meende wat hij zei.
Maar Mia zou haar hele verdere leven nooit meer zure zult eten.
Juni 1987
|