39
Maar toen, op een mooie lentedag, kwam poes Minetje bij ons wonen. Zij
was zes weken oud. In het begin vond de kater haar maar een gek beest. Want
soms mocht Minetje buiten in de tuin spelen en dan danste ze op het gras
met rechte pootjes en een vraagtekenrug en haar staart stak hoog in de
lucht als een uitroepteken. Als Minetje de kater zag dan kroop ze achter
een bessestruik en wiebelde met haar achterste alsof ze hem wou pakken.
Doch er was niets te pakken voor Minetje, want de kater gromde enige
donkere basnoten en keek verveeld naar het wicht.
Doch het volgende voorjaar was Minetje opgebloeid tot een mooie zwarte
jonkvrouw. Ze was slank en lief en haar groene ogen keken vol verwachting
de wereld in.
Mijn vader die meer kijk op de realiteit had dan wij, ging de tuin in en
zei tegen de arme kater: "Nou opgedonderd jij...! Ons Minetje is nu een
dame geworden."
Ik vond het onredelijk van mijn vader, want ik dacht: "Er is toch plaats
genoeg in onze tuin voor een dame en een boemelaar."
|
40
De kater begreep het ook niet meteen. Hij stond op en rekte zich uit en
maakte een buiging voor mijn vader.
"Opgedonderd verdomme...!" zei mijn vader nog eens en wuifde met zijn arm
naar de schutting.
De kater negeerde met brutale ogen de krachtige termen van mijn vader, want
hij had zich juist voor Minetje als heer gekleed. Speciaal voor haar had
hij al dagen lang, met zijn voorpoten, heel vlijtig zijn gezicht zitten
wassen en zijn rode pak glad gestreken.
Maar toen de kater geen aanstalten maakte om weg te gaan, pakte mijn vader
een stok en sloeg ermee op de schutting. Dat was toch te veel voor een
kater en hij verdween.
"He Pa, je moet die arme zwerver niet wegjagen alleen omdat wij een dame in
huis hebben," zei ik.
"Och jij begrijpt ook niks," zei mijn vader. "Zie je niet dat hij voor
Minetje komt?"
Diezelfde avond kregen wij ruzie met Minetje omdat ze een stuk vlees had
gestolen. Wij spraken haar vermanend toe en bromden tegen haar.
|