Inhoudsopgave Vorige pagina Volgende pagina
45

Ze zeiden: "Blijf toch niet thuis zitten en ga naar De Spil, daar zitten allemaal mensen die wat mankeren en zij worden daar met allerlei leuke dingen bezig gehouden. Je ontmoet zo ook nog eens andere mensen."
Nou, dat leek mij wel wat, want ik wilde alles proberen om mijn leven wat aangenamer te maken.

Op de bewuste dag kwamen ze mij al heel vroeg in de ochtend, met een rolstoelbusje, ophalen. De bestuurder van het busje was een man van een jaar of vijfentwintig. Mijn man deed de deur voor hem open en stuurde hem door naar de woonkamer. Toen hij de woonkamer binnenstapte knikte hij even naar mij en zei: "Ik ben Kees, ik kom je ophalen voor De Spil."
Kees leek mij een aardige kerel, alleen zag hij er wat smoezelig uit. Waarschijnlijk kwam dat door z'n gore, versleten overjas die slobberig om z'n lijf hing.
"Mijn naam is mevrouw Brink," zei ik beleefd en ik wilde hem een hand geven.

46

Kees pakte ruw m'n hand beet en kneep er krachtig in, het leek alsof hij m'n vingers wou kraken. De tranen schoten in m'n ogen en ogenblikkelijk daarna gloeide en golfde de pijn door mijn hand. Ik zou weer een paar uur vleugellam zijn.
"Wat is je voornaam?" informeerde Kees.
"Nel," zei ik en ik dacht dat hij mijn voornaam nodig had voor zijn administratie.
"Dan zeg ik Nel tegen je," zei hij. Het klonk dreigend, hij duldde geen tegenspraak. Ik durfde opeens niets meer te zeggen.

Toch vond ik het wel wat voorbarig van Kees om mij maar meteen Nel te noemen, want mijn opvoeders hadden mij geleerd: "Een volwassen persoon die ouder is dan jezelf, mag je nooit zonder zijn toestemming direct bij de voornaam aanspreken." Het verbaasde me dan ook enigszins. Tenslotte was ik zo'n dertig jaar ouder dan Kees.