Inhoudsopgave Vorige pagina Volgende pagina
47

Blijkbaar kon hij 't duidelijk van m'n gezicht aflezen dat ik het wat vreemd vond en meteen probeerde hij me uit te leggen, waarom dat zo was.
"Iedereen is bij ons gelijk," zei hij opgewekt. "Het is bij ons net een grote familie. In De Spil noemen wij elkaar allemaal bij de voornaam, dat is verplicht, het geeft een gevoel van gezelligheid."
Toen ging ik twijfelen en ik vroeg mezelf af of het wel verstandig was geweest om te besluiten naar zo'n dagverblijf te gaan, want die verplichting stond mij niet aan en: "Voor gezelligheid is wel iets meer nodig, dan alleen maar iemand bij de voornaam noemen," zo redeneerde ik. Daarom kon ik zijn enthousiasme niet delen.

Nu ben ik erg gesteld op gezelligheid en het leek mij toch ook een nobel streven, gelijkheid, gezelligheid, dat sprak mij wel aan, daarom speelde ik mee. Maar toen Kees mij daarna voortdurend Nel bleef noemen, vond ik het toch elke keer weer vreemd klinken. Het was dus even wennen.

48

Mijn man hielp me bij het aantrekken van m'n jas en vlug stopte hij een lunchpakketje in m'n tas en ik was klaar om mee te gaan.
Kees reed mij naar het rolstoelbusje, waarin al twee mensen zaten te wachten. Bij de bus zette hij mij midden op de straat neer. Hij liep naar de achterkant van het busje, maakte de achterdeuren open en liet een ratelende autolift naar beneden komen.
Terwijl ik wachtte, zag ik een paar buurmannen en een tiental buurtkinderen om het busje heen staan. Ze keken allen geïnteresseerd naar het zakken van de autolift. De buurmannen glimlachten naar mij en naar de mensen in de rolstoelbus. De kinderen gaapten met open mond naar ons.
"Ga je een dagje uit vandaag?" vroeg een buurman.
Ik knikte vlug even, want ik voelde me opgelaten door al die belangstelling.

Toen ik eindelijk in het busje zat, stelde Kees mij voor aan de overige passagiers, tegelijk hoorde ik hem met kettingen rammelen.